Els Vancompernolle: 
De paradoxale oplossing van de anorexie


Weinig andere problematieken tonen zo duidelijk aan als de anorexia hoezeer de mens niet louter nastreeft wat goed voor hem is en hoe ver de mens verwijderd is van een natuurlijke aangepastheid aan de wereld rondom hem. Want waarom zou iemand zo hardnekkig niét willen eten, tot en met de eigen dood? Of beter: ‘niets’ willen eten? Er moet dus wel sprake zijn van een bepaalde gehechtheid aan zijn symptoom, of zelfs een zeker genot in dat symptoom. Is dat niet het schandaal dat de psychoanalyse blootlegt: dat er genot is in lijden? In die zin kan anorexia als verhelderend klinisch voorbeeld beschouwd worden van de complexe verhouding van het subject tot de Ander en tot het genot.

Eigen aan het standpunt van de psychoanalyse is dat men deze problematiek niet wil reduceren tot een objectief, te diagnosticeren syndroom van cognitieve en gedragsmatige verstoringen, maar anorexia beschouwt als een oplossing. Weliswaar een zeer paradoxale en problematische oplossing, gezien het auto-destructief karakter ervan. Maar in elk geval een ‘antwoord’. Waarop dit dan precies een antwoord is, proberen we op basis van Lacans theoretische bijdragen te verhelderen. Daarin zoeken we een aantal houvasten voor een theorie over en een kliniek van de anorexia. We willen dit stofferen aan de hand van klinische voorbeelden uit de praktijk en uit de literatuur.Referenties:

Els Van Compernolle is klinisch psychologe, lid van de Kring voor Psychoanalyse van de NLS en werkt in een privé-praktijk.